Aangifte van dood door schuld
Klager deed aangifte van dood door schuld tegen Veilig Thuis en 1.Hoorn en tegen medewerkers van deze organisaties. Naar aanleiding van gesprekken met het Openbaar Ministerie (OM) wilde hij ook vervolging voor “het in hulpeloze toestand laten van een kind dat aan de zorg van deze instanties is toevertrouwd”.
Klager en zijn ex-vrouw waren al geruime tijd bekend bij hulpverlenende instellingen. Veilig Thuis raakte betrokken bij het gezin na een zorgmelding en ook de instelling 1.Hoorn was betrokken bij het gezin. Klager verwijt de organisaties nalatigheid op meerdere punten. Hij deed bij hen eerder meldingen in verband met zijn zorgen omtrent het gedrag van zijn ex-vrouw.
Toen het OM niet tot vervolging overging, wendde klager zich tot het gerechtshof met een klacht ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering.
Nader onderzoek naar meldingen van betrokkenen
In die procedure gelastte het hof een nader onderzoek. Begin maart 2023 rondde de politie dit onderzoek af. Het hof oordeelt dat hieruit niet naar voren is gekomen dat de betrokken organisaties (en medewerkers) hadden kunnen en moeten weten dat er sprake was van een levensbedreigende situatie voor het meisje. Ook kwam niet naar voren dat verandering in het gedrag van klagers ex-vrouw aanleiding had moeten geven anders te handelen dan de organisaties hebben gedaan. Er zijn daarom volgens het hof onvoldoende concrete aanwijzingen dat (medewerkers van) Veilig Thuis en 1.Hoorn het meisje in een hulpeloze toestand hebben gelaten of gebracht of dat zij in strafrechtelijke zin nalatig hebben gehandeld. Het hof verklaart het beklag daarom ongegrond.