Brandstichting
De verdachte ging op klaarlichte dag naar het tankstation in Hoorn. Daar vulde de verdachte een gieter met benzine en liep daarmee het tankstation binnen. Hij overgoot een bezoeker van het tankstation die in de richting van de uitgang liep, met benzine. De rest van de inhoud van de gieter gooide hij over de grond. De verdachte zocht in zijn tas naar een aansteker en zei iedereen in de fik te willen steken. Twee mannen probeerden de verdachte naar buiten te duwen waardoor een worsteling ontstond bij de toegangsdeur. Hierdoor kon de bezoeker het tankstation niet via de toegangsdeur verlaten. Uiteindelijk stak de verdachte met een aansteker de benzine op de grond aan. Direct ontstond een enorme vlammenzee. Een van de medewerkers achter de kassa had kort daarvoor de afgesloten toegangsdeur van het beveiligde gebied geopend, zodat het slachtoffer het tankstation via de achteruitgang alsnog kon verlaten.
De verdachte verklaarde dat hij de brand had gesticht omdat hij op de betreffende dag boos was op de politie en de gemeente. Hij was die dag vrijgekomen uit de gevangenis en naar het gemeentehuis in Hoorn gegaan omdat hij geen woonplek had. Hij kreeg daar te horen dat ze hem niet konden helpen. De verdachte zat naar eigen zeggen in het nauw en hij wilde aandacht en aangehouden worden. Het Openbaar Ministerie had een celstraf geëist van zes jaar.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag van het slachtoffer en brandstichting in het tankstation. Door zijn handelwijze heeft de verdachte zijn gevoelens van boosheid op een volstrekt verkeerde manier geuit. Hij heeft mensen erbij betrokken die niets met zijn conflict met de gemeente te maken hadden. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Het had veel erger kunnen aflopen. Als een kassamedewerker niet te hulp was geschoten, had het slachtoffer hoogstwaarschijnlijk vlam gevat omdat zijn kleding was doordrenkt met benzine en het vuur snel oplaaide. Uit de slachtofferverklaringen van de in het tankstation aanwezige medewerkers blijkt dat zij tot de dag van vandaag veel last hebben van deze traumatische gebeurtenis.
Deskundigen kunnen onvoldoende vaststellen of de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Daarom kan er niet aan de voorwaarden worden voldaan voor het opleggen van een tbs-maatregel. Alleen een langdurige gevangenisstraf is hier op zijn plaats, oordeelt de rechtbank. De eis van het OM doet volgens de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. Alles afwegende legt de rechtbank een celstraf op van zeven jaar. Ook moet hij schadevergoeding betalen aan meerdere benadeelden. Onder hen ook het slachtoffer dat met benzine werd overgoten. Hij krijgt een schadevergoeding van 6.000 euro. Twee medewerkers van het tankstation krijgen ieder 1.500 euro.