De expositie ‘Depok, de droom van Cornelis Chastelein’ raakt aan uiterst actuele thema’s, zoals dat van de slavernij, identiteit en het Nederlandse koloniale verleden. Vaak is de aandacht gericht op de slavenhandel in de West, maar ook in de Oost was slavernij een alledaags gegeven. Cornelis Chastelein (1657-1714), een hoge VOC -beambte op Java was in zijn opvattingen over slavernij zijn tijd ver vooruit.
Testament
Na zijn dood in 1714 liet Cornelis Chastelein zijn landgoederen én kapitaal na aan zijn slaafgemaakten voor een sociaal experiment. De 150 mensen in slavernij die voor hem werkten, kregen na zijn dood niet alleen hun vrijheid maar ook het landgoed Depok en een deel van zijn kapitaal en goederen. Daarmee konden zij samen een landbouwkolonie op christelijke grondslag vormen en in hun eigen onderhoud voorzien. In zijn testament beschrijft Chastelein tot in detail hoe de kolonie als gemeenschappelijk bezit moet worden bestuurd en volgens welke leefregels. Depok is Chasteleins’nalatenschap voor een betere wereld.
Klein wonder
Dat de Depokkers de eerste 150 jaar overleefden, mag een klein wonder heten. Van enige vorm van zelfbestuur kwam niets terecht en tot in de 19e eeuw bestreden nazaten van Cornelis Chastelein het eigendom van de grond. Pas in 1850 werden de Depokkers eigenaar van de grond waarop ze al 150 jaar woonden en werkten.
In de tweede helft van de 19e eeuw maakte de gemeenschap een periode van grote bloei door. In 1873 opende zelfs een speciale gouvernementsschool zijn deuren in Depok. Zowel kinderen van Europeanen als van christelijke Depokkers gingen hier naar school en de voertaal was Nederlands. Daardoor kregen de steeds zelfbewuster wordende Depokkers het idee ‘gelijkgesteld’ te zijn met Europeanen. Zij herontdekken en koesteren hun geschiedenis en houden die in ere.
Opgesloten om verbrand te worden
Aan die rust en welvaart kwam een abrupt einde met de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Depokkers werden als behulpzame medewerkers van de Nederlanders gezien en werden dienovereenkomstig behandeld. Na de Tweede Wereldoorlog kregen de Depokkers het nog zwaarder. De strijders voor een onafhankelijk Indonesië beschouwden Depokkers als collaborateurs. Tijdens de Bersiap, de gewelddadige periode van oktober 1945 tot begin 1946 waarin nationalistische en islamitische jeugdbendes Java onveilig maakten, waren de Depokkers regelmatig doelwit. Huizen werden vernield en mannen opgepakt. Triest dieptepunt in oktober 1945 was de opsluiting van meer dan duizend vrouwen en kinderen in het gemeentehuis van Depok om levend verbrand te worden. Deze vreselijke slachting is op het nippertje voorkomen door de bekende schrijver Johan Fabricius. Hij werkte in die tijd als oorlogscorrespondent voor de BBC.
Opgeheven en verspreid over de wereld
Veel Depokkers voelden zich niet meer veilig in hun vaderland na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1947. Noodgedwongen emigreerden zij naar Nederland en de Verenigde Staten. In 1952 hief de Indonesische regering Depok op en nationaliseerde ze de landgoederen. De Depokkers die wél in Indonesië waren gebleven na 1947 hielden slechts hun huis en erf over. Nog slechts een enkeling spreekt Nederlands, maar de contacten met hun geëmigreerde familieleden bleven. De Nederlandse Depokkers hebben onderling veel contact. Op de sterfdag van Cornelis Chastelein, 28 juni, komen zij nog altijd samen.
Nederlands of Indonesisch
De internationaal bekende fotograaf Geert Snoeijer volgde hun geschiedenis, gesteund door de Australische historica en antropologe dr. Nonja Peters en haar onderzoeksteam. Een geschiedenis waarin alle belangrijke thema’s uit de koloniale en postkoloniale geschiedenis voorbij komen.
Geert Snoeijer geeft met zijn indringende portretfoto’s en de verhalen van de huidige generatie Depokkers het bijzondere verhaal van de droom van Cornelis Chastelein en de Depokkers een stem en een gezicht. Zoals Peggy Loen (1954, Jakarta): ‘We hebben ons altijd Nederlands gevoeld en ik zag me ook niet anders dan Nederlands. Wij als Indischen behoren tot de Europeanen, volgens de Indonesiërs. Maar hier in Nederland zien ze ons als Indonesisch.’
Peggy Loen is een van de circa dertig geportretteerde Depokkers uit zowel Nederland als Indonesië op de tentoonstelling ‘Depok, de droom van Cornelis Chastelein. Naast de tentoonstelling komen er ook een boek, een korte film en een serie publieksactiviteiten. Die laatste moeten vooral de Depokgemeenschap bij hun geschiedenis betrekken. Ad Geerdink, directeur van het Westfries Museum: ‘Wij willen de Depokgemeenschap haar eigen geschiedenis teruggeven. Mijn ideaalbeeld is één grote familiereünie.’
Welkom in de Gouden Eeuw
Het Westfries Museum in Hoorn is een museum van de Gouden Eeuw. Het is gevestigd in het monumentale Statencollege uit 1632. De collectie en het gebouw vertellen samen het verhaal van de Gouden Eeuw, met speciale aandacht voor de VOC. Het museum wil heden en verleden met elkaar verbinden en bezoekers verrassen. Naast de vaste collectie presenteert het museum drie keer per jaar een tijdelijke tentoonstelling. In 2019 is het 400 jaar geleden dat Jan Pieterszn Coen Batavia stichtte. Voor het Westfries Museum is dat aanleiding om Nederlands-Indië in 2019 centraal te stellen in de tentoonstellingsagenda.
Kijk voor meer informatie op wfm.nl.