In 1596 deden Nederlandse handelsschepen voor het eerst Indië aan. Op het eiland Sumatra raakte de uitgehongerde bemanning bedwelmd door de ongekend heerlijke geuren van kruiden en bloemen en deed zij zich tegoed aan de meest exotische fruitsoorten.
Het was het begin van een fascinerende ontdekkingstocht door deze voor hen nieuwe wereld. De kooplieden aan boord zagen grote handelsmogelijkheden voor kruiden en specerijen en stouwden de ruimen vol. Medici ontdekten in de Indische archipel geheel nieuwe medische kennis en preparaten. Verzamelaars in heel Europa gaven een fortuin uit aan het kweken van exotische gewassen in hun eigen lusthoven. De botanische tuinen van Leiden en Amsterdam vulden hun tuinen en kassen met nieuwe artsenijgewassen en bijzondere bloemen- en plantensoorten.
Gedeeld erfgoed
De eeuwenlange fascinatie in Nederland voor de Indonesische flora is niet toevallig. Met meer dan 45.000 verschillende plantentsoorten (10 procent van alle soorten op aarde) behoort deze tot de rijkste ter wereld. Al vanaf de allereerste contacten, eind 16e eeuw, was Nederland in de ban van deze rijke plantenwereld. Er kwamen botanische tuinen (Hortus Botanicus) in zowel Nederland als Indonesië. Er verschenen wetenschappelijke publicaties. En in de schilderkunst lieten rijke 17e–eeuwers zich afbeelden met hun privéverzameling van exotische planten en bloemen. Veel van deze historische objecten worden op de tentoonstelling getoond en voorzien van een goede toelichting door historica Bea Brommer, die ook de historische inleiding schreef voor het boek dat bij de tentoonstelling verschijnt.
De Hoornse fotokunstenaar Dennis A-Tjak legde deze bloemen, planten en kruiden met grote passie vast voor de tentoonstelling ‘Indische pracht’. Met zijn eigenzinnige fotografie weet Dennis A-Tjak als geen ander de fascinatie voor de Indonesische flora te verbeelden. Zijn portretten vallen op door hun technische perfectie. Ze zijn verrassend, soms zelfs vervreemdend abstract, maar in alle gevallen oogstrelend. Het zijn stuk voor stuk sterke beelden, die je als kijker de zeldzame schoonheid van de Indonesische flora laten ontdekken. Dat is precies wat hem verbindt met de Nederlanders uit de tijd van de VOC
Bloemenman of schilder
Dennis A-Tjak werkt bijna veertig jaar als fotograaf. Zijn fascinatie voor bloemen dateert al uit zijn kindertijd. ‘Ik wilde schilder of bloemenman worden. Dat is er nooit van gekomen. Mijn passie is in de fotografie gaan zitten.’ Dennis A-Tjak voltooide zijn opleiding aan de Rietveldacademie en specialiseerde zich in het fotograferen van bolgewassen. Hij onderscheidt zich in zijn fotokunst door zijn hang naar perfectie en oog voor compositie. Daarin denkt hij als de schilder, die hij nooit geworden is.
Museum van de Gouden Eeuw
Het Westfries Museum in Hoorn is gevestigd in het monumentale Statencollege uit 1632. De collectie en het gebouw vertellen samen het verhaal van de Gouden Eeuw, met speciale aandacht voor de VOC. Het museum wil heden en verleden met elkaar verbinden en bezoekers verrassen.